Openbaring 20
Satan voor 1000 jaar gebonden. Voor en na die 1000 jaar misleidt hij de volken. Dat gaat over de mensen die niet geloven. Ze staan tegenover degenen die onthoofd zijn, de christenen die vervolgd werden en worden, de christenen die Jezus volgen. Zij zijn veilig. Zij mogen op de tronen zitten en hen wordt recht gedaan. De 1000 jaar is een getal van volheid. Zijn dat de drie dagen dat Jezus in het graf was? Dat hij afdaalde naar de hel en daarmee de macht van de satan definitief bond? Is satan na de opstanding, waarbij ook de graven van gelovige mensen eenmalig openden (de eerste opstanding), weer vrijgelaten om in deze tijd mensen nog te verleiden tot Jezus definitief terug komt om recht te spreken, vers 11? Of is de 1000 jaar de periode van christenvervolging in de tijd van de Romeinen, zoals Greijdanus zegt? De eerste christelijke kerk werd vanaf het begin bedreigd. Christenen werden vervolgd en omdat het christendom zich nog niet had verspreid zou deze vervolging ook de verdwijning kunnen beteken. Daarmee was de periode van het romeinse rijk de enige periode waarin het totale christendom werd bedreigd. Daar kwam een eind aan toen de keizer zelf christen werd. In latere eeuwen werd het christendom in een aantal gebieden de religie van de staat en verspreidde het geloof zich over de wereld. Er was en is in bepaalde streken wel vervolging, maar het christendom als geheel dreigde nooit meer te verdwijnen. Dus misschien werd satan die eerste 1000 jaar aan banden gelegd om te voorkomen dat de kerk in de knop zou breken en om het mogelijk te maken dat het geloof in Christus zich kon verspreiden. In ‘de grote scheiding’ vertelt C.S. Lewis van een droom over de hel als de meest saaie stad ooit. Vanuit die stad gaat een bus naar de ingang van de hemel. Daar kunnen mensen uit de hel uitstappen en mensen ontmoeten uit de hemel die ze nog kenden van de aarde. Ze krijgen een kans om alsnog de hemel in te gaan. Ze krijgen dus een tweede kans. Is dat de kans na de eerste dood? Hier staat dat alleen degenen die geloofden weer levend werden. Niet degenen die niet geloofden. Er staat alleen in vers 12 en 13 dat iedereen geoordeeld werd naar zijn daden in combinatie met de registratie van je naam in het boek van het leven. En dat is het dan. Mijn kapper zei pas nog dat ze zich niet kon voorstellen dat je als je allerlei goede dingen had gedaan in het leven je alsnog naar de hel kon worden gestuurd. Toch gaat het om de combinatie van goede dingen doen en geloof in Jezus. Zonder geloof is het niks. Als de mensen dan bij Jezus staan en zeggen: maar ik heb toch geld gegeven aan mensen in oorlog en mensen met honger en ik heb toch omgezien naar mensen met kanker? Dan zegt Jezus ‘ik ken je niet’, omdat je hem niet gekend en geloofd hebt. En geloof zonder werken is evenmin iets. Dan ben je als één van de vijf dwaze meisjes. Je kent hem, maar je hebt niet geloofd wie hij werkelijk is en dat hij echt zal komen. Als je dat namelijk wel had geloofd, was het gevolg geweest dat je je op hem ging richten en hem ging verwachten. Het kan niet anders of je wilt dan dat wat je doet past bij wat hij wil. En dan nog over de strijd die nooit een strijd werd. Althans, niet voor de gelovigen. In Openbaring 16:14 en 20:8 brengt satan alle koningen en volken bijeen om strijd te voeren. In lijn met Marvell films en alle andere goed/fout actiefilms verwacht je dan een enorme clash of clans. Maar niets daarvan. Het loopt het met een sisser af. Iedereen die bij Jezus hoort, is in ‘de geliefde stad’. Satan en aanhangers trekken op, omsingelen en verdwijnen. Door vuur verteerd. Dan blijft er dus niets van je over. Er is geen aanval, geen uithongering door belegering, geen onderhandeling. Niks. Optrekken, omsingelen, verdwijnen. De gelovigen worden beschermd door een ring van vuur. Het zijn vreselijke taferelen en er is geen enkel gevaar voor wie gelooft. Meer lezen: https://biblehub.com/revelation/20-12.htm (Engels) https://www.desiringgod.org/labs/the-book-of-life (Engels) Dr. H.R. van de Kamp ‘Openbaring, profetie vanaf Patmos’ Dr. S. Greijdanus ‘de openbaring des Heeren aan Johannes’ Matthew Henry’s commentary on the whole bible (Engels)
0 Comments
Micha 6:1-8
Als iemand je onrecht aandoet, als iemand lelijk tegen je doet, als iemand je negeert, je geen blik waardig keurt, je geen vragen stelt, geen belangstelling in je toont, je niet uitnodigt, kortom, als iemand je kwetst, word je boos. Althans, de meeste mensen worden boos. In ieder geval doet het iets met ons. Kwetsen doet pijn en op pijn reageren we allemaal op een eigen manier. De een draait zich om en zegt: het doet me niets. Kan mij het schelen. Ze zijn toch niet belangrijk voor mij. Ik kan prima zonder hen. Deze persoon vertelt zichzelf dat hij onkwetsbaar is. Om zijn eigen pijn niet te voelen, maakt hij anderen onbelangrijk, klein. Hij verbreekt de relatie voordat de ander dat definitief kan doen. Gevoelens zijn niet bereikbaar en cynisme ligt op de loer. Een ander zal zeggen: waar halen ze het lef vandaan mij zo te behandelen. Die wordt kwaad en is daarmee nog wel gericht op de ander. In zijn woede zal hij de ander afstoten, omdat hij te bedreigend wordt. In de woede om onrecht ligt de eis te voldoen aan zijn regels. Zo ga je niet met mensen om en als je dat wel doet, ben je een slecht mens. De noodzaak van het recht is zo groot, dat hij vergeet dat de ander iets mag vinden. De ander heeft geen zin in deze eisen of vindt de persoon die de eisen stelt niet belangrijk genoeg of verdraagt de intensiteit van de woede niet en haakt af. Weer een ander zal onzeker worden en zeggen: sorry, sorry, sorry, wat heb ik verkeerd gedaan dat je me zo behandelt. Zeg me wat ik anders moet doen. De noodzaak van acceptatie door de ander is zo groot dat hij vergeet dat hij zelf iets mag vinden. De ander heeft geen zin de afhankelijkheid van deze persoon en doet wat de ander het meest vreest, wijst hem nog meer af. Of de ander vindt het prettig dat hij macht heeft, boven de persoon staat en laat weten waar hij aan moet voldoen om acceptatie te krijgen. Vaak om hem later opnieuw af te wijzen. God wordt genegeerd, niet serieus genomen, op zijn hart getrapt en heeft pijn. Hij kaart zijn pijn aan en begint met mijn volk. Daarmee onderstreept hij de relatie. Wij zijn samen. Daarna zegt hij wat heb ik je misdaan, waarmee heb ik je pijn gedaan? Dezelfde tekst als de persoon die onzeker is, maar met een andere toevoeging. Hij roept om een antwoord, hij wil recht. Hij weet namelijk dat hij niets verkeerds heeft gedaan, dat hij hen geen pijn heeft gedaan. Zeg het me recht in mijn gezicht wat ik je misdaan heb. Wij kunnen ook keuzes maken en achter onze keuzes staan en daarmee open staan voor commentaar. Wij hebben alleen nooit volledig overzicht over de gevolgen van onze keuzes. Het zou dus kunnen zijn dat onze keuzes en onze communicatie kwetsend waren voor anderen. Dat mogen ze ons vertellen. We hebben onze identiteit stevig verankerd in Jezus, dus we kunnen tegen een stootje. God wil de dialoog. Wil een antwoord. Hij krijgt geen antwoord, want niemand ziet het probleem. Niemand lijkt zich bewust van de pijn die ze veroorzaken bij God. Als iemand je pijn doet, zeg het dan, benoem het, start de dialoog. Maar als een ander niet reageert, is dat niet jouw verantwoordelijkheid. Als een ander niet wil praten, het belang niet ziet, niet wil of kan reageren op jouw pijn en emoties, mag je het laten liggen. Je hebt je best gedaan, meer kun je niet doen. Zo niet God, die doet meer dan zijn best omdat er, in tegenstelling tot bij ons, geen grenzen zijn aan zijn macht. Micha zegt ‘wat zouden we kunnen doen om God nog gunstig te stemmen’. Hypothetisch voor mensen die het probleem niet zien, zich niet bewust zijn van hun menselijke staat inclusief beperkingen. Niet hypothetisch voor de mensen met een groot bewustzijn van eigen tekorten en falen. Mensen die zich schuldig voelen, lijden onder het onrecht in het leven, onrustig worden van alle narigheid in het nieuws, neerslachtig worden van alle gevolgen van klimaatveranderingen door onszelf veroorzaakt. Die mensen vinden het heel logisch de vraag te stellen, wat kan ik nog doen om behouden te worden? God zegt: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van God. Jezus zegt: God lief te hebben en je naaste als jezelf. God stelt geen eisen die wij niet kunnen houden. We kunnen recht doen, we kunnen trouw zijn, we kunnen nederig de weg gaan van God. Wat dat precies is in ons dagelijks leven kunnen we bedenken op basis van wat we in de bijbel lezen en we mogen vertrouwen dat de Geest ons daarin leidt. En we zullen daarin nooit volmaakt zijn. Dat is ook geen voorwaarde. Dat zegt God niet en dat zegt Jezus niet. Dat zeggen we zelf, omdat we hopen dat we door ons goede gedrag de juiste offers brengen (vers 6). En daarmee volgen we niet Gods weg, maar onze eigen weg. Alsof die naar verlossing leidt. Zoals God in vers 4 en 5 al zegt: ben je vergeten dat je al bevrijd bent? Dus lees, bid, denk na en maak je eigen keuzes, leef je leven op de rots. In de psalmen wordt zichtbaar hoe de werkelijkheid van onze emoties en ervaringen naast de werkelijkheid van ons geloof en vertrouwen in Gods onvoorwaardelijke liefde voor ons kan staan. De psalmen wiebelen tussen hulpeloosheid en vaste zekerheid, wraakzucht en rustig vertrouwen en daarmee weerspiegelen ze de realiteit van ons menszijn in relatie tot God.
271 Van David. De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn? 2 Kwaadwilligen kwamen op mij af om mij levend te verslinden, mijn vijanden belaagden mij, maar zij struikelden, zij vielen. 3Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn, al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten. Als ik mij veilig voel, ben ik niet bang. Dat is logisch. Maar als ik mij onder mensen begeef van wie ik wat onzeker wordt of als ik op een feestje ben met mensen die ik nauwelijks ken, dan voel ik me niet ultiem relaxed, alsof ik helemaal veilig ben. Dan ben ik toch wat op mijn hoede voor mogelijk ongemak. Niemand is in staat zich overal voortdurend veilig en op z’n gemak te voelen. Ook David niet. Hij zegt dat wat er ook om hem heen gebeurt, hij zich veilig weet. Niet veilig voelt, maar weet. Het is een overtuiging. Een belijdenis. Hij weet ook dat hij ondanks die overtuiging wel angst kan voelen. Vandaar waarschijnlijk ook de retorische vraag aan het begin. Ik weet dat ik veilig ben, voor wie zou ik dan nog bang zijn? God weet ook dat wij bang zijn en tegelijk op hem kunnen vertrouwen. Tegen Abraham zijn hij al: wees niet bang, want ik sta je terzijde. Genesis 26. Vers 4 Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven, om de liefde van de HEER te aanschouwen, hem te ontmoeten in zijn tempel. Alle dagen te mogen zijn met God. ‘om zijn liefde te zien’ zegt David. Wat zie je als je liefde ziet? Voor iedereen zal dat anders zijn, want liefde is relationeel. Er gebeurt iets in de interactie tussen twee mensen. Ik zou bijvoorbeeld warmte, kleur, toewijding zien, een vriend mailde pas dat hij dan twee geopende armen zou zien. Er is in liefde hoe dan ook ontmoeting, samenzijn en in de bijbel vaak ook lekker eten, zoals bijvoorbeeld in psalm 23. Paulus zegt in 1 kor 13:12 over de liefde in dezelfde geest als David: Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Dus voor Paulus gaat liefde ook over kennen en ontmoeten. vers 5 Hij laat mij schuilen onder zijn dak op de dag van het kwaad, hij verbergt mij veilig in zijn tent, hij tilt mij hoog op een rots. Hij verbergt mij in zijn tent: een holletje om je te verstoppen als het te zwaar wordt, als je veiligheid nodig hebt. Anderen hebben juist behoefte aan overzicht en uitzicht als ze zich onveilig voelen: hij tilt mij hoog op een rots. En ook daar is het veilig. Vers 6 6Daarom heft zich mijn hoofd fier boven de vijanden rondom mij, ik wil offers brengen in zijn tent, hem juichend offers brengen, ik wil zingen en spelen voor de HEER. 7Hoor mij, HEER, als ik tot u roep, wees genadig en antwoord mij. Dus vanuit die veiligheid, vanuit die liefde komt bij David naar buiten wat hij wil. Je ziet de energie en vreugde die er afspat. Dit zijn offers van het hart en niet van de wet. David wil zingen en spelen voor zijn God. Hij moet het niet. En meteen volgt een gebed, omdat de realiteit van ons leven en ons gevoel ons weer overspoelt. Ik wil zo graag Jezus volgen en dan krijg ik een appje van een collega en overvalt mij de irritatie of de twijfel. Hoor mij Heer, wees mij genadig. vers 8 Mijn hart zegt u na: ‘Zoek mijn nabijheid!’ Uw nabijheid, HEER, wil ik zoeken, 9verberg uw gelaat niet voor mij, wijs uw dienaar niet af in uw toorn. U bent mij altijd tot hulp geweest, verstoot mij niet, verlaat mij niet, God, mijn behoud. 10 Al verlaten mij vader en moeder, de HEER neemt mij liefdevol aan. Uiteindelijk is ieder mens bang om in de steek gelaten te worden, alleen over te blijven door God en mensen verlaten. Er is maar één mens die dat werkelijk gebeurde en dat was Jezus. Daarom zullen wij nooit verlaten worden. Mijn hart zegt u na: zoek mijn nabijheid. God zelf vertelt wat wij tegen hem mogen zeggen. Hoe we Jezus kunnen volgen, hoeven we het niet zelf te bedenken. Of zoals Paulus in Efeziërs 2 zegt: Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid. Het ligt klaar. Of zoals Mozes regelmatig tegen Israël zegt bijvoorbeeld in Deuteronomium: God schenkt u de overwinning, ga het gevecht aan. Alles wat wij mogen doen voor God, krijgen wij van hem. Onze wil om te kiezen, bevindt zich altijd binnen Gods werkelijkheid, Gods perspectief en Gods overzicht. En wat is dan die goede daad of die overwinning: dicht bij hem blijven, verbonden aan de wijnstok en dan zullen vruchten volgen. Vers 11 Wijs mij uw weg, HEER, leid mij op een effen pad, bescherm mij tegen mijn vijanden, 12lever mij niet uit aan mijn belagers. Valse getuigen staan tegen mij op en dreigen met geweld. En opnieuw zijn we terug in de realiteit. Mooi zo’n God die je de overwinning geeft, maar zolang ik middenin het gevecht zit, zie ik daar niets van. Ik kan wel op God vertrouwen, maar mijn situatie verandert niet. Ik voel me nog steeds niet oké. Wat is er mis met mij, vertrouw ik niet genoeg, bid ik niet genoeg of misschien verkeerd, heb ik niet genoeg liefde voor de mensen om mij heen? Die twijfel, de zelfhaat, de onrust, dat zijn dan de vijanden waar je opnieuw bescherming voor mag vragen. Het zijn valse getuigen. We zijn al oké, we zijn al geliefd, Gods zorg en liefde voor ons is veel groter dan wij ooit ongedaan zouden kunnen maken. Alles is volbracht, dus we mogen beperkt zijn in ons vertrouwen, beperkt in ons ervaren, beperkt in ons zoeken van Gods nabijheid, omdat Hij al bij ons is. Hij kent ons en weet dat allemaal allang. Daarom eindigt David weer met een retorische vraag: Vers 13 Mag ik niet verwachten/ ik mag verwachten de goedheid van de HEER te zien in het land van de levenden? 14Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja, wacht op de HEER. In het kader van je kind leren omgaan met 'schoolstress' een paar uitgangspunten:
Als je deze uitgangspunten als basis neemt, heb je nog veel bewegingsvrijheid in het omgaan met school. Het karakter van je kind kun je niet veranderen. Dus als het bijvoorbeeld nogal gevoelig is, avontuurlijk, koppig of druk en daarmee niet past in het ideale schoolplaatje, dan is dat zo. Opmerkingen als 'wees rustig', 'niet zeuren, gewoon doen', 'ik maakte daar vroeger ook geen probleem van' betekenen voor het kind alleen maar dat hij of zij kennelijk niet oké is, zoals hij of zij is. En die boodschap krijgen ze op school bewust of onbewust al vaak genoeg mee. Er valt heel veel over dit onderwerp te zeggen. Zo is er natuurlijk een balans in de hoeveelheid stress en frustratie die je een kind wilt leren verdragen in relatie tot school. Ik ben van plan daarover in een boek meer te zeggen. In deze online verhalen wat korte voorbeelden, die dus niet alle kanten van de zaak belichten, maar in een situatie wel enige richting kunnen geven. Je kunt je kind bijvoorbeeld leren hoe om te gaan met huiswerk-stress. “We moeten voor Nederlands woorden leren met exact de betekenis die zij heeft voorgelezen. Dat is echt bullshit!! Sowieso leer ik die woorden vanzelf door ze te gebruiken en bovendien weet ik wat ze betekenen, maar als ik ze maar een beetje anders beschrijf, is het fout.” En hij smijt zijn schrift door zijn kamer. Ouder: "Oké, we kunnen vaststellen dat je dit onzin vindt, wat zijn nu je mogelijkheden?" Ouder en kind kunnen een rij mogelijkheden bedenken. Kind: "Ik wil in ieder geval een voldoende." Ouder en kind bedenken wat de gevolgen zijn van een voldoende willen halen: Je accepteert dat het onzin is, maar omdat je een voldoende wilt, leer je in ieder geval de helft. Kind: "Nee, dat accepteer ik niet, want ik vind het stom." (Lijkt terug bij af, maar de boodschap is wel ergens in zijn hoofd belandt. Hij wil er alleen (nog) niet aan.) Ouder: "Waarom moet je dit ook al weer doen?" Kind: "Ik wil een diploma, want ik wil studeren." Ouder: "Op een andere school hoeft dit niet. Dit hoort bij jouw docent Nederlands. Je mag naar een andere school." Kind: "Nee, dat wil ik niet. Ik vind deze school oké, voor zover een school oké kan zijn." Ouder: "Dus?" Kind: "Ik ga leren als ik uitgerust ben." Hij stelt uit in de hoop dat hij zich er op een ander moment overheen kan zetten en zoekt vervolgens iets wat hem prettige afleiding geeft (een game, een Discovery programma of wat dan ook). Dat mag. Dat is zijn vrijheid. Het gaat er niet om dat hij meteen accepteert dat hij dingen zal moeten doen die hij zelf onzin vindt. Het gaat erom dat hij leert dat dit bij het leven hoort. En daarvoor zal hij moeten oefenen en daarom herhaal ik met enige regelmaat en met ongeveer dezelfde woorden: "Ja, ik kan me voorstellen dat je het onzin vindt/ ik kan me voorstellen dat je dit frustrerend vindt/ sommige dingen zijn onrechtvaardig/ en hoe ga je nu verder?" Gebruik geen maar want dat ontkracht het eerste deel van de zin. Laat de erkenning van de frustratie staan. De boodschap die je op deze manier communiceert is: Er is niets mis met jou er is alleen iets niet prettig in de situatie (de interactie tussen jou en school) en jij kunt daarmee leren omgaan. Het geeft het kind grip op de situatie en zelfvertrouwen omdat hij kan kiezen wat hij wel of niet doet. Dus als hij de frustratie kan verdragen, doet hij dat zelf. Overigens is dit iets anders dan aangepast gedrag, omdat dat gedrag onbewust inslijt en niet gekozen is en daardoor geen ervaring van grip geeft. Het vraagt ook voor jezelf veel moed om de frustratie van het kind te verdragen. Iedere dag opnieuw. Sterkte! “Werkelijk, het is goed voor jullie dat ik ga.”
Johannes 14-16 (16:7) Stel dat Jezus niet was weggegaan. Ik was naar Israël gereisd om hem te ontmoeten en daar bij hem te blijven wonen. Hij was misschien de wereld rondgereisd om ons te ontmoeten. En dan? Had ik dan eeuwig gelukkig geleefd? Nee, want ik zou mens gebleven zijn. De wereld zou de wereld gebleven zijn met haar geluk en rottigheid, net als in de dagen van Jezus. Maar ik zou iedere keer bij hem moeten zijn om een glimp op te vangen van die werkelijkheid, die waarheid die vrij maakt. De waarheid van de overwinning op de dood, de overwinning op de slechte krachten die nu nog een beperkte maar geen definitieve macht hebben, de eeuwige bevrijding. Ik zou hem moeten zien om dat (weer) te kunnen geloven en misschien te beseffen. En daardoor zou ik mijn leven niet kunnen leven. Gelukkig koos hij ervoor zichzelf te verdelen, zich op te splitsen. En dat was alleen mogelijk met zijn Geest. Niet met zijn lichaam. Met zijn Geest kan hij in iedereen wonen, zodat wij niet naar hem hoeven en hij niet eens in de 10 jaar op bezoek hoeft te komen. “De Geest zal jullie alles duidelijk maken en in herinnering brengen.” Het is goed voor ons dat wij niet alleen gelaten worden, zoals gebeurd zou zijn als hij bij ons bleef.
Ik hoor mensen regelmatig zeggen dat ze hun tijd niet mogen verlummelen. Je moet je tijd nuttig gebruiken en als het niet nuttig is, moet je er in ieder geval van genieten.
"Stel je voor dat je je tijd niet goed gebruikt, dat je tijd over hebt en daarin niets doet, wat dan?" "Dat kan niet. Dan pak ik wel weer wat anders dat ook nog moet." "Want?" "Ik word onrustig als ik niets doe." "Wat maakt je onrustig?" "Dat ik niet goed bezig ben als ik niets doe." "En dan?" "Dan ben ik niet oké." Tijd verlummelen, betekent tijd niet goed besteden en in het 'niet goed' zit een oordeel. Je bent niet goed bezig als je je tijd niet goed besteedt. Daarom ben je slecht, niet oké. En dat is niet waar. Ook als je tijd verlummelt ben je nog steeds geliefd, oké. Alles is al volbracht. Het is misschien niet prettig om zo je tijd door te brengen en je zou misschien liever genieten of efficiënt zijn, maar het is niet het einde van de wereld. Het is alleen maar verlummelde tijd. Niet meer, niet minder. Tijd is zo'n fijn aards begrip. Ons is een eeuwigheid beloofd. Een niet te meten oneindige hoeveelheid tijd, die niet eens meer tijd heet. Daarom mogen we met Jezus opstaan en opnieuw een nieuw leven beginnen in vrijheid. Met ruimte om tijd te verlummelen. Dat is de ene kant. De andere kant is de vraag waarom je tijd verkwanselt. Wat houdt je tegen je tijd te gebruiken zoals je zelf graag wilt? Zie je ergens tegenop en mag dat? Meestal is er dan sprake van uitstelgedrag. Je kunt dan jezelf de opdracht geven 'niet zeuren, gewoon doen'. En soms werkt dat, maar vaker ook niet. Het heeft alleen tot gevolg dat je je nog slechter over jezelf gaat voelen als het niet lukt. Dan is de belangrijkste start 'zorg voor jezelf'. Je kunt daarvoor een ander inschakelen om je bijvoorbeeld op gang te helpen of om je te helpen uit te zoeken wat je dwars zit. Je kunt ook accepteren dat je uitstelt en je voorbereiden op de gevolgen daarvan. Bijvoorbeeld, uitstel leidt tot extra drukte aan het einde van de week. Rust dan nu vast wat uit of doe wat andere dingen die je er anders aan het einde van de week bovenop krijgt. Lees het boek wat je normaal gesproken in het weekend leest, maar waar je straks door het uitstellen waarschijnlijk geen tijd meer voor hebt. En, noem het dan geen uitstel meer maar planning, want je kiest ervoor alles later in de week te doen. Zo ben je kennelijk en dat is prima.
Het verhaal van Vera: “Ik ben opgegroeid in de kerk met de wet en de genade, wat voor mij heel verwarrend was. Ik raakte daardoor uit balans en wist niet dat ik in de vrijheid van de genade mocht wandelen zonder goede werken te doen. Het was erg frustrerend en ik raakte mijzelf kwijt. Ik wist niet meer waar ik stond. Ik dwaalde van mijn geloof af, omdat ik het gevoel had dat ik hoe dan ook tekort schoot. Ik stelde eisen, was streng voor mijzelf en raakte in paniek als ik de controle kwijtraakte over mijn situatie. Ik moest me eerst aan de tien geboden houden anders was ik niet gered.
Toen las ik het boek ‘vrij en moedig leven met God’, over een leven in vrijheid en dat God in zijn genade ons vrijheid geeft. Wat een verademing. Ik word niet door goede werken gered, maar door genade. Jezus heeft alles al voor mij gedragen aan het kruis, vandaag en voor altijd. Ik hoef niets meer te doen. Wat een rust. Nu kan ik zeggen dat God mij in de vrijheid heeft geplaatst, zonder mij schuldig te voelen. Ik ben oké, het is goed. Maar dat proces ging niet vanzelf. Het heeft een hele tijd gekost, veel gebed, bijbel lezen, en gesprekken voor ik kon ervaren dat het al goed is zonder mijn goede werken. Jezus zegt: “houd van jezelf” (wees lief voor jezelf). Ik dacht: dat gaat niet! Het is een leerproces geweest om steeds opnieuw te herhalen “ik ben oké en de ander is oké”, ruimte te geven aan mijzelf en de ander, omdat ik al geliefd ben. En nu sta ik op het punt dat ik de vrijheid van Gods genade ten volle mag ervaren. Wat een vrijheid. Ik wil nooit meer onder de ‘wet’ leven. Ik ben geestelijk gegroeid en God heeft mijn emoties genezen. Ik ben God dankbaar dat Hij voor mij een weg heeft gebaand naar de werkelijke betekenis van genade. Alle lof een eer aan God. Als ik val, tilt Hij mij weer op. Ik voel mij niet langer meer schuldig, ik ben vrijgekocht door Jezus’ bloed. Hoe meer ik de genade toelaat, hoe meer ik de vrede en rust ervaar van God. Jezus zegt: “Alles is mogelijk voor degene die gelooft” (Marcus 9:23). Daarbij wijst hij naar zichzelf. Jezus heeft geloof dat alles mogelijk maakt, en daarom mogen wij rusten in zijn geloof. Dat heeft mij rust gebracht in mijn leven, dat ik niks hoef te doen maar dat alles is volbracht aan het kruis. Mijn leven mag leven, op God mag vertrouwen en weten dat Hij mij een hoopvolle toekomst geeft!” "Toen zag ik iets als een zee van glas, vermengd met vuur. Op de glazen zee stonden de mensen die het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam hadden overwonnen." Openbaring 15:2
Geef niet toe aan jaloezie, vergelijken, roddel of ruzie, maar laat je leiden door de Geest, zegt Paulus in Galaten 5. Niet toegeven is een vermoeiende activiteit, maar wel een activiteit die beloond wordt. Onlangs had ik een presentatie gehouden waar ik tevreden over was, maar waarvan ik ook graag wilde dat anderen mij daarmee zouden complimenteren. Daarna voelde ik me een beetje schuldig, omdat het uiteindelijk dus toch weer om mijn eer leek te gaan en niet om de eer van God. Op dat moment hoorde ik de Geest zeggen: goed gedaan. Onze inspanningen worden geregistreerd en gewaardeerd. Misschien niet expliciet door mensen, maar in ieder geval door God. Zijn eer en mijn eer gaan samen. Het is niet of/of. Zijn glorie straalt af van de dingen die wij doen. We mogen zeggen: Jezus leeft. Hij leeft in mij, nu op dit moment. En voor altijd. En als het mis gaat met het 'niet toegeven', leeft Hij nog steeds in ons. Zijn Geest laat ons nooit in de steek, zodat wij iedere keer, in volledige vrijheid (Gal. 5:1), opnieuw kunnen proberen niet toe te geven. |
AuteurMarieke Meijer Categorieën
Alles
Archives
Augustus 2022
|